Pacifisme vereist sterke defensie

Pacifisme vereist sterke defensie

In vredestijd wordt vaak gesteld dat een militaire opleiding nuttig is, omdat het sterke mannen en weerbare vrouwen vormt of omdat het leiderschapscapaciteiten kweekt, te vergelijken met een MBA. Dat zal wel, maar het leger is natuurlijk geen gesubsidieerd empowerment seminarie. Het dient niet om op konijnen te schieten of de hei in brand te zetten. Het leger heeft als opdracht het grondgebied te verdedigen tegen binnen- en buitenlandse bedreigingen. Vroeg of laat wordt het leger ingezet om oorlog te voeren en mensen te doden.

In de huidige wereld met zijn geopolitieke spanningen en bedreigingen lijkt de boodschap van het pacifisme naïef en voorbijgestreefd. “Nooit meer oorlog” klonk het na de gruwel van de Eerste Wereldoorlog, waaruit de Vlaamse vrijheidsbeweging is ontstaan die diepgeworteld is in het pacifisme (ondanks tegenstromingen in het interbellum). Vandaag klinkt die leuze, de vredesgedachte, als een vertwijfelde kreet uit een ver verleden. Ten onrechte.

Uit de scherpe of juist wollige reacties op het pacifisme blijkt dat velen niet (goed) weten wat pacifisme is, noch de basisregels van geweld en het oorlogsrecht kennen. Het is niet zo dat een pacifist geen geweld gebruikt of zich niet verzet tegen onrecht. Ook een pacifist zal zich met geweld verdedigen indien zijn leven wordt bedreigd. Hij laat zich niet afslachten. Dat is het recht op zelfverdediging.

In militaire termen betekent het recht op zelfverdediging dat een land een sterke defensie mag/moet uitbouwen, maar geen aanvalscapaciteit en dat het geen militaire bijdrage levert aan buitenlandse (politieke of maatschappelijke) conflicten, zoals in het Midden-Oosten. Het houdt ook in dat een land zelf wapens mag/moet produceren, maar niet exporteren naar ondemocratische regimes of gewelddadige groepen. Ook de vervanging van de oude F-16’s door nieuwe gevechtsvliegtuigen moe(s)t geëvalueerd en beslist worden vanuit de capaciteit op zelfverdediging, niet op aanval.

Bij een politiek of maatschappelijk conflict kiest een pacifist nooit voor een gewelddadige oplossing (met uitzondering dus van het recht op zelfverdediging). In zijn strijd tegen onrecht kiest hij steeds voor geweldvrij verzet.  Pacifisme is echter niet de geweldloosheid van zwakkeren die zich niet kunnen verzetten (bv. door ziekte) of durven verzetten (bv. uit angst), maar wel de geweldvrijheid van sterkeren die zich wél met geweld zouden kunnen verzetten, maar die de tegenstanders door geweldvrij verzet willen overtuigen. Daarvoor is een geloofwaardig verzet - en dus een sterke defensie - een absoluut noodzakelijke voorwaarde.

Wie verkiest om politieke of maatschappelijke conflicten toch met geweld op te lossen, heeft zich aan enkele regels van het internationaal oorlogsrecht te houden. Zo is blinde terreur of terrorisme tegen de burgerbevolking verboden. Een gerichte, proportionele actie tegen een vreemde agressor of bezetter is volgens de principes van de Conventie van Genève wel toegestaan. Blinde terreur zoals wij die de laatste jaren terug kennen, is onaanvaardbaar en moet dan ook bestreden worden, zonder geweld als het kan, met geweld als het moet.

[Toegevoegd op 29.11.2021] Burgerlijke ongehoorzaamheid is een passieve, pacifistische verzetsstrategie door niets te doen, bv. het niet volgen van overheidsregels. Burgerlijke opstandigheid is een actieve verzetsstrategie door iets te doen, bv. de werking van een overheid hinderen, verhinderen of saboteren. Beide strategieën kunnen gedragen worden door een meerderheid van de bevolking en dus een zekere democratische legitimiteit bezitten (bv. in het verzet tegen een dictatuur). Burgerlijke opstandigheid is echter altijd in meer of mindere mate gewelddadig en dus niet pacifistisch. Wie burgerlijke ongehoorzaamheid (bv. het niet-tonen van een coronapas) op één hoop gooit met burgerlijke opstandigheid (bv. de gewelddadige bestorming van het Capitool door de aanhangers van president Trump), is onwetend of van kwade wil.