Fiscale rechtsonzekerheid

Fiscale rechtsonzekerheid

Fiscale rechtsonzekerheid is een gesel voor de economie en de samenleving. Nuttige activiteiten worden immers uitgesteld of zelfs afgelast, omdat de haalbaarheid niet meer te becijferen valt en dus hoogst onzeker wordt. Dat geldt zowel voor de rendabiliteit van commerciële activiteiten van bedrijven als de betaalbaarheid van maatschappelijke projecten van non-profit organisaties. In meerdere studies werd aangetoond dat rechtsonzekerheid erg schadelijk is voor de economische groei, de financiering van bedrijven en onderzoek & ontwikkeling.

Zo bedreigen de herziene fiscale regels voor auteursrechten onze hele IT-sector en ondermijnt de nieuwste fiscale antimisbruikregeling de fundamenten van onze rechtsstaat, want iedereen is voortaan schuldig tot zijn onschuld bewezen is. Ook de onderzoeksector ligt onder vuur van de fiscus, want de lagere bedrijfsvoorheffing op de lonen van navorsers wordt voortaan gekoppeld aan een administratieve melding bij de POD Wetenschapsbeleid.

Fiscale rechtsonzekerheid is in rijkere landen vooral te wijten aan de complexiteit en voortdurende veranderingen van het belastingstelsel en in ontwikkelende landen aan een gebrek aan capaciteit, zo blijkt uit een studie van de Universiteit Oxford.

Fiscale rechtszekerheid is dus vooral gebaat met eenvoudige regels, die niet voor interpretatie vatbaar zijn. Het Belgisch belastingstelsel is ondertussen meer dan zestig jaar oud en een echte 'koterij'. De fiscale wetboeken staan bol van de onleesbare artikelen. Wetteksten zijn niet alleen onleesbaar, maar vaak ook nauwelijks toepasbaar, zoals bij de fiscale behandeling van salariswagens of de kafkaiaanse DBI aftrek.

Rechtsonzekerheid is troef door de voortdurend wijzigingen in de wetgeving en administratieve interpretaties. Denk maar aan de liquidatiebonus (ondertussen weer 30%), de gesplitste aankoop van goederen, de hervorming van de patrimoniumtaks voor verenigingen (snel door het Parlement gejaagd tussen Kerst en Nieuwjaar) of de wildgroei aan fiscale voordelen in de vennootschapsbelasting en personenbelasting die meer dan 850 codes telt.

De fiscale regels in de personenbelasting zijn die van toepassing op 1 januari van het aanslagjaar, d.i. het jaar volgend op dat van de inkomsten. Dit betekent dus dat de wetgever de regels kan wijzigen tot 31 december van het inkomstenjaar. Wij weten dus pas op het einde van het jaar waar wij dat jaar eigenlijk aan toe waren. Een recent voorbeeld is de controverse binnen de regering over het voordeel alle aard voor wagens op fossiele brandstof en daaraan gekoppeld de verhoging van het fiscaal voordeel voor verplaatsingen met de fiets.

Nog erger is dat de fiscus een slechte verliezer is en gerechtelijke uitspraken doodleuk naast zich neerlegt. Ook als de fiscus bij herhaling door de rechtbanken in het ongelijk wordt gesteld, blijft ze soms hardnekkig vasthouden aan de eigen interpretatie. Een voorbeeld is de aftrek van registratierechten bij de aankoop van onroerende goederen voor het gedeelte van de grond, die in principe zijn waarde behoudt. De afschrijving ervan werd systematisch verworpen door de fiscus. Tot drie maal toe stelde een Hof van Beroep de fiscale administratie in het ongelijk.

1. Er is dus nood aan een grondige fiscale vereenvoudiging. Aangezien elke grondige hervorming geblokkeerd zit op het federale niveau, is volledige fiscale regionale autonomie een conditio sine qua non voor rechtszekerheid.

2. Daarnaast moeten de wetten klaar en duidelijk zijn. Het schrijven van wetten is een vak. In Nederland worden ambtenaren hiervoor opgeleid aan de Academie voor Wetgeving. In Vlaanderen is er het Interuniversitair Centrum voor Wetgeving dat cursussen ‘wetgevingskwaliteit’ geeft aan Vlaamse ambtenaren. Ook reguleringsimpactanalyses zijn nuttig voor de keuze tussen een sturende belasting of een ander reguleringsinstrument, maar niet geschikt voor klassieke belastingen.

3. Maar daarnaast moeten we in Vlaanderen ook enkele grote basisprincipes afspreken, die we best vastleggen in een fiscaal pact of een fiscale grondwet. Een van die principes is non bis in idem: een belastinggrondslag mag slechts één keer belast worden. Dat principe leidde tot de vernietiging van de Turteltaks door het Grondwettelijk Hof, omdat er al een andere energietaks in voege was. Een ander principe is in dubio contra fiscum: bij gerede twijfel of onverzoenbare regels krijgt de belastingbetaler het voordeel. Toen de btw op de diensten van advocaten werd ingevoerd, kwamen die vast te zitten tussen enerzijds de verplichte btw-listing van al hun cliënten en anderzijds hun geheimhoudingsplicht. Het Hof van Beroep van Gent oordeelde op 7 maart 2023 dat advocaten niet beboet konden worden omdat ze hun geheimhoudingsplicht volgden. Een goede stap richting ‘in dubio contra fiscum’.

4. Fiscale hervormingen worden ook best met een zo ruim mogelijke parlementaire meerderheid worden ingevoerd, zo bepleitte de Zweedse econoom Knut Wicksell (1851 – 1926). Omwille van de fiscale rechtszekerheid is het immers niet wenselijk dat het belastingstelsel wordt omgegooid na elke verkiezing of coalitiewissel. Er moet dus een groot draagvlak zijn, anders doen we het beter niet.

5. En voor wie niet kan wachten op de politiek, biedt de markt een oplossing. Zo bieden verzekeringsmaatschappijen een polis voor fiscale rechtsbijstand aan, die de kosten van de fiscale advocaten dekt in een geschil met de fiscus. Er is zelfs een verzekeraar, erkend door de FMSA, die een verzekering biedt tegen het risico van een ongunstige fiscale uitspraak. En wat meer is, de premies zijn fiscaal aftrekbaar, waardoor de fiscus meebetaalt aan de bescherming tegen de fiscus.