Gratis en gratis is twee

Gratis en gratis is twee

Het ene gratis is het andere niet. 'Gratis voor een deel' is sociaal én efficiënt op vlak van consumptie en administratie. 'Gratis voor een groep' is vaak asociaal (binnen en tussen doelgroepen) en inefficiënt omwille van overconsumptie.

Door het koppig vasthouden aan het gratis openbaar vervoer is het hele gratis-beleid in diskrediet geraakt. De weerzin tegen het gratis-beleid is vandaag zo groot dat werkelijk alles op de schop gaat. Want 'gratis bestaat niet'. Nochtans is het ene gratis het andere niet. Er is een wezenlijk verschil tussen een 'een gratis deel voor allen' en 'alles gratis voor een groep'.

Alles gratis voor een groep

Als minister van mobiliteit lanceerde Steve Stevaert het idee van gratis openbaar vervoer voor senioren. Maar dat had absoluut geen zin. Ten eerste was de doelgroep van de 65-plussers verkeerd gekozen. Veel senioren beschikken immers over een hoge koopkracht. Dat zij voortaan een eigen bijdrage moeten betalen, is helemaal geen pestbelasting (zoals zijn partijgenoot Bruno Tobback beweerde), maar een redelijke retributie. Ten tweede zorgden de gratis bussen ervoor dat mensen zich onnodig gingen verplaatsen en minder gingen fietsen, vooral in studentensteden. Ten derde moesten steden en gemeenten een steeds grotere duit in het zakje doen, wat langzaam financieel onhoudbaar werd. Helemaal gratis voor een slecht omlijnde doelgroep of doelzone werkt dus niet.

Ten gronde is het ook volstrekt onzinnig om sociale doelstellingen na te streven door productprijzen te manipuleren. Kunstmatig lage prijzen leiden tot overconsumptie en wachtlijsten. Omgekeerd zorgen hogere prijzen voor overproductie. Denk maar aan het Europese landbouwbeleid dat het inkomen van de boeren probeerde op te krikken door gegarandeerde minimumprijzen, met productieoverschotten en duur voedsel voor de armsten tot gevolg.

Gratis deel voor allen

Water en energie zijn een heel ander verhaal. Tot 2016 waren alle Vlaamse burgers, ook de armsten, verzekerd van een gratis basishoeveelheid. Zo kreeg elke persoon jaarlijks 15.000 liter water gratis, en elk gezin 100 kWh elektriciteit plus 100 kWh per gezinslid.

De kost van een gratis basishoeveelheid wordt uiteraard verrekend in het marginaal tarief. Maar wat burgers uiteindelijk in hun portemonnee voelen, is niet het marginale, maar het gemiddelde tarief dat ze betalen. Een gratis basishoeveelheid zorgt ervoor dat het gemiddeld tarief start bij nul euro en stijgt naarmate het verbruik toeneemt (zie rekenvoorbeeld).

Zo ontstaat een progressieve prijs in functie van het verbruik, niet het inkomen. Dat is een ecologisch verantwoorde aanpak, omdat burgers beloond worden voor het bewust en zuinig omspringen met water en energie en omdat grootverbruikers relatief meer betalen. Het is ook economisch zinnig omdat de kosten gedekt worden door de consumenten. En het is sociaal omdat een basisvoorziening wordt gewaarborgd voor de mensen met de laagste inkomens. Een gratis deel voor iedereen werkt dus wel.

Overheidsfinanciën

Het terugschroeven of afschaffen van allerlei gratis voorzieningen wordt vandaag vooral verantwoord door budgettaire redenen. Overheden moeten immers de tering naar de nering zetten. Dat is op zich een plausibel argument, dat zeker geldt voor die voorzieningen die publieke middelen ontvangen. In Vlaanderen krijgen bv. de De Lijn en de drinkwatermaatschappijen een dotatie toegestopt van de Vlaamse regering om een deel van hun kosten te dekken. Maar voor energie geldt dat niet. Daar werd de gratis basishoeveelheid volledig verrekend in de eindfactuur voor de verbruiker. Het schrappen van een gratis hoeveelheid energie vertaalde zich bijgevolg niet in een budgettaire minderuitgave.

Conclusie

Voor niets gaat de zon op. Ook basisvoorzieningen kosten geld, want elk goed heeft nu eenmaal een opportuniteitskost. Bijgevolg moet iemand de factuur betalen: ofwel de consument, ofwel de belastingbetaler. Op het eerste zicht lijkt het gratis-beleid haaks te staan op deze waarheid. Er moet echter een onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten gratis. Enerzijds is er 'alles gratis voor een deel', een gratis doelgroepenbeleid dat vaak inefficiënt en ineffectief is en weegt op de begroting. Anderzijds is er 'een gratis deel voor allen', een algemene gratis basishoeveelheid die wel sociaal, ecologisch en efficiënt is. Door een verhoogd marginaal tarief wordt de basisvoorziening gratis, het zuinig verbruik beloond, het meerverbruik beprijsd en de kosten gedekt.

Rekenvoorbeeld: Progressief tarief
door een nultarief op een basishoeveelheid (bv. 100 kWh)
en een vast tarief daarboven (bv. 20 cent/kWh)

verbruik
(kWh)

prijs
(euro/kWh)

factuur
(euro)

gem. prijs
(euro/kWh)

50

0

0

0

100

0

0

0

120

0,20

4

0,03

140

0,20

8

0,06

160

0,20

12

0,08

180

0,20

16

0,09

200

0,20

20

0,10

250

0,20

30

0,12

300

0,20

40

0,13

500

0,20

80

0,16

1.000

0,20

180

0,18